“Wil je je collega aanspreken op de formulieren die je nog van hem krijgt? Of wil je je collega aanspreken op het feit dat hij nu drie keer zijn afspraak met jou niet is nagekomen?” vraag ik aan Monica.

Ze is even stil.

“Wat zit je het meeste dwars?”

Ze zegt: “Dat hij me niet serieus neemt…”

We bootsen de situatie op haar werk na in een training. Ik neem de rol op me van de onwillige collega. Ik vertel haar dat ik naar haar ga luisteren én onderzoeken of ik mij aangesproken voel.

Ze spreekt me aan en begint over de formulieren. Corrigeert zichzelf dan en zegt dat ze baalt dat ik mijn afspraak met haar nu drie keer niet ben nagekomen.

Ik sputter tegen in mijn rol als collega. Trek mijn smoezen uit de kast: ik heb het druk, ik heb mijn mail nog niet gelezen, ik heb nog meer te doen, ook anderen kloppen bij mij aan met werk…

Ze duwt nog even terug naar me, en schiet vol als ze zegt: “Zo gaat het dus, waarom wil hij mij niet helpen?”

Ik zeg: “Ik zie wel dat je iets van me wilt, maar ik voel niet hoe serieus het is voor jou. Je zult mij moeten laten merken dat het menens is. Anders pak ik de ruimte om ermee weg te komen.”

“Ja,” zegt ze, “maar ik wil geen ruzie.”

Dit is een klassiek dilemma wanneer mensen een ander willen aanspreken op hun gedrag. Wel willen dat het gedrag verandert, maar niet het risico op onenigheid durven nemen.

Het is echter één pakket: Als je voor je eigen belang opkomt, neem je het risico erbij dat de ander het niet leuk vindt. Het één kan niet zonder het ander.

Er hóeft geen ruzie van de komen. De ander moet voelen dat jij het meent. Anders is er voor die ander geen reden om in beweging te komen.

Wat er vaak nodig is voordat je een dergelijk gesprek met succes kunt voeren, is dat je een besluit moet nemen: Dat jij een grens trekt en dat jij jezelf serieus neemt, voordat je dit gesprek aangaat. Zo’n aanspreekgesprek kan niet half. Je moet voor 100% staan voor wat je vraagt. Alles minder dan dat, doet afbreuk aan het appѐl dat je op de ander doet. Dat verkleint de kans op verandering.

Het is een patroon dat zichzelf versterkt: Jij neemt het zelf niet heel serieus, met als gevolg dat de ander dat ook niet doet. Omgekeerd werkt het ook: Neem jij jezelf wel serieus, dan is de kans groot dat de ander dat ook doet.

Ze is een tijdje stil. Ze keert even in zichzelf.

Dan draait ze zich naar me toen, kijkt me aan en zegt heel rustig en heel beslist: “Je bent nu drie keer je afspraak met mij niet nagekomen. Ik baal hier enorm van. Ik kan mijn werk niet goed doen, als jij niet jouw deel doet. Ik ga hier niet weg voordat ik die formulieren van jou heb.”

Mijn trainershart maakt een sprongetje: Dit verzoek aan mij is meer dan duidelijk!

Om te toetsen hoe vasthoudend ze is sputter ik nog even: “Nu? Ja, maar ik heb nu andere dingen te doen, die ook belangrijk zijn…”

“Nee,” zegt, ze, “ik heb lang genoeg gewacht. Zo’n grote klus is het niet. Ik wil dat jij je afspraak met mij nakomt.”  Ze laat een stilte vallen en kijkt me aan.

Ik kan er niet meer omheen, ik voel dat het haar menens is, en dat haar innerlijke besluit stevig is.

Met een grote glimlach geef ik haar een hand. “Wat heb je dit goed gedaan, ik kon niet meer om je heen.”

Ze is trots op zichzelf. Vraagt zich nog wel af hoe dit gesprek in het echt zal verlopen. Maar ze voelt welk verschil dit besluit maakt voor haarzelf en welk effect ze ermee kan bereiken.

Ik zie dat er iets veranderd is aan hoe ze eruitziet. Ze oogt steviger dan ik haar eerder die dag gezien heb. Ze is zachter in haar gezicht, ze heeft een vitalere kleur op haar wangen. Ze is moe, maar voldaan.

Bij het afscheid aan het einde van de trainingsdag schudt ze me de hand: “Dankjewel.”

Ik zie dat ze rechterop lijkt te lopen. Ze verlaat met soepele tred de ruimte.